donderdag 31 januari 2013

Iemand (24)

Iemand is een broer, een zus.
Met oren, ogen, neus en haar.

Tussen de oren het weten.
In de ogen mooie dromen.
Met de neus de zin in meer.
Onder het haar soms zorgen.


Iemand staat ooit alleen
met een broer, een zus
als lianen om zich heen.


Iemand heeft elkaar de arm.
Iemand tilt elkaar op één hand op.
Iemand stapt elkaar weer samen.
Iemand heeft een hart dat altijd klopt voor meer.


Iemand (23)

Iemand zoekt het ritme om
daarmee alles los te laten.
De ander voelde dat ooit
heel goed in eigen buik.

Iemand zoekt zichzelf in
in de ander af en toe.
Waar gaat toch alles heen?

De ander ziet en knikt:
"Jij ook. Ook jij.
Maar niemand die het weet."








Iemand (22)

Iemand zoekt het goede op in dingen.
Met een blik, een woord, een kwinkslag.
Eens gevonden, houdt het recht.

Iemand zoekt de durf niet bang te zijn.
Met een lach, een lied, een vriendschap.
Eens op schoot, past het wonderwel.

Iemand staat recht en wankelt niet.
Iemand is sterker dan ze denkt.
Dus twijfel niet.

Iemand (21)

Iemand wordt achtervolgd door hete soep
en schoenen die niet aan de tenen durven.
De ander moet dat alles maar zien gebeuren.

Iemand is nog soms beteuterd in pyjama.
De ander onbezonnen heldhaftig superheld
maar daarnaast daadkrachtig organiseer-talent.

Muziek licht op. De vrienden ook.
Zwaartekracht is van geen tel.
Iemand kleurt elegant de ander wit.




Iemand (20)

Iemand ziet de kunst van dingen
hangt aan de lippen van de dag.
Iemand houdt naast haar de wacht.

Iemand zoekt een nieuwe start
staat met opgeheven hoofd op.
Iemand pakt haar bij de hand.

Iemand zal het schone blijven zien.
Iemand kijkt naar haar en lacht.
Hij blust de onrust uit de nacht.

Iemand (19)

Iemand was nog twee.
De ander ook.
Nog een ander onbekend.
'Er was eens' viel met dit
gezelschap in niets te vergelijken.
Alle oren naar het woord gespitst.

 Iemand heeft een meisje.
De ander een jongen.
Nog een ander is inmiddels gelinkt aan jeugdsentiment.
'Er is'
 Er kan zoveel.
Alle hens aan dek!

Iemand (18)

Iemand opent de deur naar een tuin
daarin een stier als woest verlangen.
Het dier is jong, de honger ook.

Iemand hangt schoonheid aan de muur
daarbij het licht dat valt in stralen.
Het raam is wijd, het kijken ook.

Iemand lost op het gras een pauw
met in die staart een roze kerselaar.
Het glas is vol, de liefde ook.

Iemand haalt zijn handen open,
durft opnieuw een stap,
de distel uit de bloem te zoeken

tot ooit, tot ooit, tot ooit
een stem die zingt iemand
bij naam zal noemen, blijft.